Door Roel Sanders.
Beijum, ten zuiden van Zuidwolde gelegen, was ooit een zelfstandige parochie met een eigen kerk. Dat duurde tot 1475. In dat jaar werd de kerk gereduceerd tot kapel en de bezittingen werden door paus Sixtus IV geschonken aan de St Geertruidskerk in Groningen. Vanaf dat moment maakte Beijum deel uit van de parochie Zuidwolde. De kerk van Beijum bestaat sinds lang niet meer, maar de fundamenten bevinden zich nog onder de grasmat van de voortuin van een van de Beijumer boerderijen.
Tussen Beijum en Zuidwolde stond westelijk van de weg die beide dorpen verbindt tot kort voor 1740 een borg. Deze was in de zestiende eeuw in het bezit van het geslacht Sickinghe. In 1633 werd de borg verkocht aan Frederik Coenders van Helpen, die samen met zijn broer Willem, bekend staat als de samensteller van de Coenderskaart. De laatste eigenaren van de borg waren Allard Philip Tjarda van Starkenborg en Feya Johanna Sickinghe, afkomstig van het huis Thedema te Noordwolde.
Beijum is de naamgever van de Groninger stadswijk waarin het thans geheel is opgenomen.
Beijum is afgeleid van Beiaheem, waarin de mansnaam Beie is te herkennen.