De gemeente Bedum ligt 10 kilometer ten noorden van Groningen, heeft een oppervlakte van ongeveer 45 km2 en telt rond 11.000 inwoners. De gemeente Bedum bestaat uit de plaatsen Bedum, Onderdendam, Noordwolde en Zuidwolde en de gehuchten Ellerhuizen, Het Reidland, Het Roodewolt, Lutjewolde (ten dele), Menkeweer, Onderwierum, Sint Annerhuisjes, Ter Laan en Westerdijkshorn.
Bedum is een gemeente met een rijke historie en met de aanwezigheid van één van de belangrijkste monumenten van de provincie Groningen, de monumentale Walfriduskerk, die thans geheel is gerestaureerd.
Walfridusplein Bedum 1920 Boerderij R. Boer Wolddijk 1900
Walfridus van Bedum
Walfridus was een inwoner van Bedum, die waarschijnlijk in de tweede helft van de tiende of het begin van de elfde eeuw heeft geleefd. Onze kennis van Walfridus berust op een overlevering die vermoedelijk in de loop van de twaalfde eeuw voor het eerst op schrift is gesteld, maar slechts in een aantal afschriften uit het begin van de vijftiende eeuw bewaard is gebleven. Hij wordt daarin beschreven als een gelovig christen die regelmatig in het rijke dorp Groningen ter kerke ging.
Door Walfridus werd een brug over de Hunze gebouwd, deze lag precies bij het begin van de Wolddijk te Noorderhogebrug. Walfridus werd met zijn zoon Radfridus tijdens een inval van de Noormannen vermoord. Het lijk van Walfridus moest door zijn familie worden vrijgekocht om te worden begraven. Het ontzielde lichaam van Radfridus werd in de omgeving van Bedum teruggevonden.
Op de plaats waar Walfridus in zijn woning een bidkapel had ingericht, werd later een houten kapel gebouwd. Ook voor Radfridus is waarschijnlijk eerst een houten gedachteniskapel gebouwd. Beiden werden spoedig daarna als martelaars vereerd en de houten kapellen werden na enige tijd door stenen vervangen. Door de bedevaart groeide Bedum uit tot één van de belangrijkste pelgrimsoorden van het noorden van ons land.
Reconstructietekening van de Walfriduskerk in 1565 getekend door Wiert J. Berghuis
De kapel van Radfridus was echter in de zeventiende eeuw reeds tot een ruïne vervallen en is sindsdien volledig verdwenen. Deze kapel heeft gelegen op de plaats waar nu de bloemisterij van K. Balkema staat. De funderingsresten zijn in 1934 gedeeltelijk door Dr. A.E. van Giffen onderzocht. De kapel van Walfridus groeide door uitbreiding en nieuwbouw uit tot een kerk van allure.
Door de toenemende aantrekkingskracht van Bedum als bedevaartplaats kwamen ook het dorp en het landelijk gebied daar omheen tot bloei. Toch groeide Bedum toen nog niet uit tot een grote nederzetting. Op een kaart van Diderich Ripperda uit 1661 is alleen bebouwing te zien in wat tegenwoordig de Grotestraat, de Plantsoenstraat, De Kamp en de Schoolstraat is. De brug bij het gemeentehuis was er toen ook al in de vorm van een klapbrug. Vanaf die brug liep in noordelijke richting Het Diep. In zuidelijke richting lag toen al de Schoolstraat. Ook aan het huidige Boterdiep w.z. was toen al enige bebouwing te vinden.
Plattegrond van het centrum van Bedum, vervaardigd door de landmeter Diederich Ripperda in 1661
Rond dit tijdstip (1660) had de teloorgang van de kerk al een aanvang genomen. De reformatie had de katholieken vrijwel geheel uit Bedum verdreven. De toenmalige pastoor was ook protestant geworden en de protestanten hadden de kerk overgenomen. Geld voor onderhoud van de kerk was er niet. De soberheid die de reformatie kenmerkte en die onder andere een reden was voor de beeldenstorm, maakte het belang van uiterlijke pracht en praal van een godshuis minimaal. In de loop der eeuwen werden steeds meer stukken van de kerk afgebroken, waarbij het sloopmateriaal werd gebruikt voor nieuwe woningen. Zo zijn bij de opgravingen in de Grotestraat materialen gevonden, die oorspronkelijk van de kerk afkomstig zijn.
Walfriduskerk
De kerk verloederde in de loop der jaren steeds meer. Het verval was zelfs zo erg dat in 1859 werd besloten de kerk te verkopen als sloopobject om van de opbrengst een nieuwe kerk te bouwen. Het gebouw zou echter niet genoeg opbrengen om er een nieuwe voor in de plaats te zetten. Het bleef dus staan zoals het was en werd waar nodig met allerlei kunstgrepen overeind gehouden. In 1911 werd door blikseminslag de torenspits verwoest. Het duurde tot in de 50-er jaren voor de toren een nieuw zadeldakspits kreeg en er eveneens funderingswerken werden aangebracht, die voorkwamen dat de toren nog schever zou gaan staan. Overigens hebben metingen met geavanceerde apparatuur aangetoond dat de toren nog verder uit het lood staat dan altijd was gedacht ( 4° 10 57.1”) en dat de scheefstand niet alleen in westelijke, maar ook gedeeltelijk in zuidelijke richting bestaat.
Heerestreek Bedum 1920 Stoommachine van Kampen 1917
Bedum
De economische bedrijvigheid speelde zich vooral af buiten de kernen in het agrarisch gebied. Pas met de komst van de industrialisatie en door de grote landbouwcrisis aan het einde van de 19e eeuw werd ook de bedrijvigheid in de dorpen zelf steeds belangrijker. Hierbij ging het dan niet meer alleen ging om ambachtslieden en middenstanders, die vrijwel uitsluitend in de behoefte van de eigen bevolking voorzagen. De zuurkoolfabrieken, de Veeno fietsenfabriek en niet te vergeten de grootste zuivelfabriek van heel Europa stonden allemaal in Bedum. Door aanleg van de spoorlijn was dat een goede vestigingsplaats.
Noordwolderweg 1930 Stationsweg Bedum 1900
In de jaren twintig van deze eeuw groeide ook de sociale woningbouw. De eerste huurwoningen verschenen aan de Noordwolderweg, later gevolgd door de voor die tijd uiterst moderne woningen aan de Walfriduslaan, Ludgerstraat en Coendersstraat. De wat beter gesitueerde Bedumers bouwden meestal zelf een huis, vaak in de stijl van die tijd: de Amsterdamse School. In de omgeving van de Emmalaan zijn hiervan nog vele fraaie voorbeelden te zien. Niet alleen woonhuizen, maar bijvoorbeeld ook de Goede Herderkerk zijn fraaie voorbeelden van deze bouwstijl.
De Emmalaan en de Goede Herderkerk 2004
Na de Tweede Wereldoorlog groeide Bedum explosief. In eerste instantie gebeurde dit nog uitsluitend om de woningnood van de eigen bevolking te lenigen. In de jaren zestig profileerde Bedum zich steeds meer als een forensengemeente. De verwachte bevolkingsgroei tot 12.000 inwoners, zoals gepland in het toenmalige streekplan Centraal Groningen, werd nooit gehaald, maar Bedum bleef en blijft groeien.
Bronnen:
Remi van Schaïk - Walfridus van Bedum, een duizend jaar oude overlevering (Groningen 1985)
Piet Kooi - Het archeologisch onderzoek in de Walfriduskerk van Bedum, in het tijdschrift Groninger Kerken, uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken, maart 1997.
Etty Bonnema - Geschiedenis van Bedum, in 'Zo as t was' (jaargang 1 - nummer 1 - april 1997)